Organisatieleed aan de eettafel
We schrijven 1964, ik was 11 jaar oud, 5e klas ‘Lingestraat’ lagere school in wat nu de prachtwijk ‘Soesterkwartier’ in Amersfoort heet. Tussen de middag werd altijd thuis gegeten en wel ‘warm eten’, en ook mijn vader en twee van mijn drie zussen schoven altijd aan. Het was gezellig, bijna het hele gezin bijeen, praten over van alles en nog wat. En ‘warm eten’ vormde een stevige basis voor de rest van de dag, alhoewel ik de variant ‘soep als toetje’ van mijn moeder (ze was geen grootse kok) nooit heb kunnen waarderen.
In de oorlog was mijn vader zijn linker been kwijtgeraakt bij een aanval van Engelsen op een Duits verdedigingswerk waar hij gedwongen te werk was gesteld. Na de oorlog had hij zichzelf omgeschoold van hovenier naar bode, en van daaruit tot adjunct-commies bij de afdeling financiën. Op een dag zag ik hem tussen de middag aan tafel zoals ik hem nog nooit had gezien. Normaal een grote sterke man van 48, op z’n beenprothese na in de kracht van zijn leven, altijd fluitend, een ras optimist waar iedereen het mee kon vinden. Maar die dag was hij volledig uit het veld geslagen en zag ik aan zijn vochtige ogen dat hij had gehuild. Wat was er aan de hand?
In de weken daarvoor had er een mevrouw op de afdeling gezeten, kijkend naar alles wat zich daar afspeelde. En die ochtend had ze mijn vader bij zich geroepen. “Mijnheer van Ginkel, ik heb gezien dat u elke dag gemiddeld wel zo’n 40 keer van uw bureau opstaat om dossiers uit die kast daar te halen. En als u nu voortaan niet linksom van uw bureau wegdraait, maar rechtsom, dan kan u dat wel zo’n 10 minuten per dag schelen, tijd die u veel beter kunt besteden”.
We schrijven 2011, en mijn lieve echtgenote Anne-Marie komt thuis van haar werk als ambtenaar burgerlijke stand bij de gemeente Zeist, en ze is in alle staten. Het project ‘Op Weg Naar De Kern’ waarin o.a. de vorming van één centrale publieksbalie centraal staat krijgt – na anderhalf jaar aanloop – een grootse aftrap, met een feest en kick-of voor alle medewerkers van de gemeente. Alleen de medewerkers van die nieuwe publieksbalie kregen via de e-mail vandaag te horen dat zij daar niet bij aanwezig kunnen zijn, want “de bereikbaarheid voor de klanten mag immers niet in het gedrang komen” en het management “gaat er vanuit dat de medewerkers daar begrip voor zullen hebben”.
Uit onderzoek weten we dat 31-34% van de ambtenaren (gemeente, rijk, provincie) neutraal of negatief oordeelt over de eigen organisatie. In de Nationale Tevredenheidsindex van 2011 geven Nederlanders gemiddeld een 6,8 aan het vertrouwen in leidinggevenden.
Ik zou zeggen helemaal geen cijfers om tevreden of trots over te zijn. Zeker niet als je bedenkt dat de verhalen aan de eettafel realistischer zijn dan onderzoeken laten zien, en de ervaringen een ‘onderliggend lijden’ creëren waarvan we sinds de eerste dode door de Mexicaanse griep weten dat dit de mens verzwakt en vatbaar maakt voor elke nieuwe negatieve ervaring.
Wat zou het leerzaam zijn als managers en adviseurs zouden kunnen horen hoe thuis aan de eettafel gesproken wordt over de organisatie en de rol van adviseurs en managers daarbij (want die worden vaak op één lijn gezet). Dat kan natuurlijk niet letterlijk, maar het zou al zoveel kunnen helpen als zij hun natuurlijke drang om te managen of te adviseren soms wat zouden kunnen intomen. Of medewerkers niet alleen zien als dat wat veranderen moet. Of nog eenvoudiger, zich eens voor te stellen hoe ze er zelf aan de eettafel over zouden spreken als zoiets in hun leven zou gebeuren. Ik zou zeggen heb het er eens over, en smakelijk eten.
Reacties