Heeft een Gemeenteraad een organisatiecultuur (nodig)?
Een interessant fenomeen: “De Raad”. Kun je eigenlijk wel spreken van “De Raad”? Is de gemeenteraad niet per definitie een verzameling van belangen (partijen) die, teneinde zelf succesvol te zijn vooral niet één organisatie moeten vormen? Met andere woorden, is het uitgangspunt van het politiek systeem van de gemeenteraad niet per definitie strijdig met het concept van ‘een organisatie’? En is het denken over een (eigen) organisatiecultuur dan ook niet een farce, dan wel een onmogelijkheid?
Vanuit het oogpunt van politiek is dat zo. Politiek is visie, opvattingen, van waaruit je probeert om de voor jou relevante onderwerpen besloten te krijgen. Je wilt iets met de stad, daar spreek je je over uit, en daar probeer je door overtuigen en beïnvloeden voldoende draagvlak voor te verwerven. In ons bestel vergt dat (gelukkig) vrijwel altijd samenwerken met anderen, maar die samenwerking staat weer op gespannen voet met het periodiek terug gaan naar de kiezers. Weer gekozen worden vergt profileren. En daarmee is een interessante spanning zichtbaar tussen samenwerken en profileren. Iedere politicus kent deze spanning, een spanning die je zou kunnen omschrijven als het zoeken van een balans tussen (persoonlijk of als fractie) profileren, en het gezamenlijk (als raad) komen tot coalities, draagvlak voor besluiten.
Is dat nu wezenlijk anders dan “gewone organisaties”? Ik denk van niet. Het periodiek gekozen worden is wat de politiek anders maakt dan “gewone organisaties”, maar het zoeken van een balans tussen de opvattingen van de mensen in de organisaties, en een gezamenlijke manier om tot besluiten te komen niet. Alleen heel traditionele denkers dragen nog wel eens de opvatting uit dat organisaties vooral door “input – throughput – output” gekarakteriseerd kunnen worden, een vooral rationele definitie van organisaties, waarin bereiken van resultaten het belangrijkste organiseerprincipe is. Maar we weten inmiddels wel beter, en zien dankzij schrijvers als Karl Weick en andere sociaal constructionisten dat organisaties “op z’n best” verzamelingen van coalities zijn, “loosely coupled systems” die voortdurend bezig zijn een dynamisch evenwicht te construeren. En om dat zoeken naar “tijdelijke overeenkomsten” en “minimale tijdelijke overeenstemmingen” te faciliteren heb je iets nodig dat je organisatiecultuur zou kunnen noemen. Een stelsel van waarden en uitgangspunten die door iedereen worden gerespecteerd, en het functioneren van het systeem als geheel en daarin de individuen reguleert.
Om als Raad effectief te kunnen opereren moet er een evenwicht gevonden worden tussen de wijze waarop ieder raadslid of iedere fractie zichzelf kan profileren, en hoe het totaal van de raad functioneert. En die noodzaak is met de dualisering alleen meer sterker geworden. De Raad is met zijn nieuwe positie een entiteit waar burgers naar kijken als ware het een organisatie. En daarbij telt niet alleen wat er gebeurt maar (vooral) ook hoe dat gebeurt.
De gemeenteraad heeft dus zeker een organisatiecultuur (nodig). En daarbij is het beeld dat Schein ooit over cultuur beschreef wellicht leerzaam. Hij beschrijft cultuur als een ui. In zijn beeld bestaat cultuur uit verschillende lagen.
Aan de buitenkant is cultuur zichtbaar, tastbaar; alles wat je kunt zien, horen, ruiken, proeven. Doorvragend naar “het waarom” daarvan geven mensen vaak antwoorden in de vorm van verhalen, rituelen, gebruiken, symbolen; historische verklaringen over het waarom van de cultuuruitingen. Nog een laag dieper gravend worden waarden en normen zichtbaar. Diepgewortelde, vaak in de lengte van het leven opgedane opvattingen over leven en werken, samengebundeld in principes, die slechts moeilijk benaderbaar of veranderbaar zijn. In de kern tenslotte bevinden zich volgens Schein “taken for granted assumptions”, de diepste kernopvattingen,
levensprincipes, rode draden van waaruit mensen hun leven inrichten; kernopvattingen die vrijwel niet bespreekbaar zijn.
Het zou leerzaam zijn voor gemeenteraden zich te buigen over de vraag hoe zij hun eigen organisatiecultuur zouden willen typeren en ontwikkelen. Welke waarden vinden zij dat er aan het werken in die gemeenteraad ten grondslag zouden moeten liggen. Niet de politieke waarden, de visies op de maatschappij en de stad, maar de visies op en waarden met betrekking tot de samenwerking binnen de Raad. Visies over de wijze waarop zij met z’n allen het systeem van de Raad effectief denken te maken, en waar men elkaar op wil aanspreken.
Dat is niet eenvoudig, maar het effect zal groot zijn. Niet alleen voor het politiek bedrijf zelf, maar ook voor de relatie tussen politiek en burgers. Want neem van mij aan dat burgers en kiezers een haarfijn gevoel hebben voor verschillen tussen de “praat- en daadtheorie” van de politiek, en de politiek niet alleen beoordelen op wat ze doen ,maar vooral ook op hoe ze dat doen.